e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenslag valluik: val-loëk (Sevenum) de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duif: doèf (Sevenum), dōēəf (Sevenum), dòèf (Sevenum) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1
duizelig dazelachtig: dazelätig (Sevenum), dol: dao wurse dol van (Sevenum), dol in de kop (Sevenum), wat wört eemus dol (Sevenum), duizelig: dao wurse duuzelig van (Sevenum), duuzelig (Sevenum, ... ), duzelig (Sevenum), dūūzelig (Sevenum, ... ), wat wört eemus duuzelig (Sevenum), verduizeld: (korte uu).  verduuselt (Sevenum) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: doezendpoet (Sevenum) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
duizendschoon klein gritje: WBD  klein gritjes (Sevenum) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)] III-2-1
dulden opbrengen: opbringe (Sevenum), opbrènge (Sevenum), uithouden: ŏĕthòje (Sevenum) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dunne melk klater: klātǝr (Sevenum) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
dunne sjaal sjaal: sjaal (Sevenum) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous rouwhoos: rouwhaose (Sevenum, ... ) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
durfal kadee: kadee (Sevenum), kloeke, een -: klooke (Sevenum), onvervaarde, een -: onvervierde (Sevenum) heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)] || iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] || onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage] [N 85 (1981)] III-1-4