e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met een voor spitten met een voor spaden: męt˱ ǝn vǭr [spaden] (Sevenum), spaden: [spaden] (Sevenum) Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.] I-1
met grote stappen lopen grote passen maken: grōēte passe maake (Sevenum), treden: traejen (Sevenum) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
met kleppers rondlopen ratelen: ratele (Sevenum, ... ) Rondlopen met kleppers en ratels in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)] III-3-2
met opgeheven staart rondlopen bisten: bestǝ (Sevenum) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en kar rijden varen: vārǝ (Sevenum) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10
met paard en koets rijden, paardrijden rijden: rii̯ǝ (Sevenum) Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.] I-10
met sneeuwballen gooien gooien: gojje (Sevenum), sneeuwballen gooien: sniebel gooije (Sevenum) Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
met snelheid over iets heen vliegen scheren: schère (Sevenum, ... ) vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)] III-1-2
met tegenzin tegen heug en meug: ps. deels omgespeld volgens Frings. Opm. de e (van tegen) ligt tussen ´ en Ô.  tegen [hø͂ͅgen en mø͂ͅg (Sevenum) tegen heug en meug [SGV (1914)] III-1-4
met tussenpozen regenen buien: būīje (Sevenum), buiig: būūig (Sevenum), kwakelen: kwakele (Sevenum), kwāākele (Sevenum) af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] || regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)] III-4-4