e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

Gevonden: 6012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braadpan braadpan: braodpan (Sevenum), (kookpot met platte bodem)  braodpan (Sevenum) pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: braodwôrs (Sevenum), braotwòòrs (Sevenum) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Sevenum), bráf (Sevenum), ut is ⁄n braaf kiend (Sevenum), ⁄t kieng is braaf (Sevenum, ... ), goed: good kiendje (Sevenum), Zo wordt het ook wel genoemd.  gôd kiendje (Sevenum), van goede aard: van gooien aard (Sevenum), van gooije aard (Sevenum) braaf [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)] III-1-4
braakland dries: dris (Sevenum), guste: gø̄stǝ (Sevenum) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen braak: brāk (Sevenum), leegliggen: lēxlegǝ (Sevenum) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes bramelen: braampel (Sevenum), brampel (Sevenum), brampələ (Sevenum), add. lijst Sevenum (L 266) bij N92  bràmpele (mv.) (Sevenum), WLD braambessen  bràmpele (Sevenum, ... ) braam(bessen) [RND] || braambes [N 92 (1982)], [N 92 (1982)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || braambessen [N 92 (1982)] III-4-3
braambessen braampel: brampǝl (Sevenum) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik braampelen: WLD  bràmpele (Sevenum, ... ), bramers: briëmers (Sevenum), doorns: dø͂ͅrs (Sevenum) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braamstruik [SGV (1914)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braken keuken: keuken (Sevenum), köke (Sevenum), kotsen: kotse (Sevenum), kōtsen (Sevenum), spijen: speeje (Sevenum) kotsen [SGV (1914)] || Overgeven - Kent men het woord kokken, koken i.b.v. overgeven, neiging hebben tot overgeven? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
branden branden: brangde (Sevenum) branden [SGV (1914)] III-2-1