e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

Gevonden: 6012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de eg eegd/eeg: ē̜x (Sevenum  [(pl ę̄gǝ)]  ), eg: ęx (Sevenum  [(pl ęgǝ of ęqǝ)]  ) Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2
de hoeken bewerken (de tompen) omspaden: ømspãi̯ǝ (Sevenum) De trappeleindjes van een wendakker bewerken met de schop (soms met de riek). Voor het hieronder niet gedocumenteerde object van de handeling zie men het vorige lemma. [N 11, 50b add, ; A 33, 6 + 7 + 16 add.] I-1
de hoogkar doen achteroverslaan opstoten: opstūtǝ (Sevenum) De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89] I-13
de hort op? op de schop: op de schuup (Sevenum), op de schots: op de schoets (Sevenum), op rabot (<fr.): op rabat zijn (Sevenum), Van Dale: II. rabot (&lt;Fr. ribote), (gew.) in de uitdr. op rabot zijn, gaan, aan de zwier zijn of gaan.  op rabot (Sevenum), op schots: op schoets zien (Sevenum), uithuizig (bn.): oethoezig (Sevenum) op merooi zijn: Kent u een woord: I. ---- (niet thuis zijn, de hort op zijn, vooral van vrouwen) II. andere uitdrukking [DC 43 (1968)] || Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)] III-3-1
de kaarsen aansteken aanmaken: kerse aanmake (Sevenum), aansteken: kerse aanstaeke (Sevenum) De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen doven doven: doeven (Sevenum), uitdoen: oet doon (Sevenum) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarten couperen heffen: huffe (Sevenum, ... ) Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)] III-3-2
de kaarten ronddelen geven: gaeve (Sevenum, ... ) De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)] III-3-2
de kaarten schudden schieten: scheete (Sevenum, ... ) Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
de kaarten steken steken: kaart staeke (Sevenum), staeke (Sevenum) De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)] III-3-2