e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
openbare weg draussee: [draussee?, RK: chaussee (<fr.)?]  draussee (Simpelveld), steenweg: stjeemeg (Simpelveld) een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)] III-3-1
opereren opereren: opərerə (Simpelveld) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
ophaler trekker: trękǝr (Simpelveld) Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b] II-11
ophouden met het werk uitscheiden: oes sjêë (Simpelveld) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] III-1-4
opletten op zijn qui-vive zijn: op zie kwie vief zieə (Simpelveld), opletten: oplèttə (Simpelveld), uitkijken: oeskieke (Simpelveld) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken opmaken: gɛlt opma:xə (Simpelveld), opmāxə (Simpelveld) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
oprispen opstoten: ŏŏpsjtoese (Simpelveld) oprispen [SGV (1914)] III-1-2
opruimer, ruimijzer, handspitsboor oprauwer: oprøjǝr (Simpelveld), opruimer: oprȳmǝr (Simpelveld) In het algemeen een werktuig om geboorde gaten ruimer te maken of te zuiveren. Er bestaan verschillende uitvoeringen van het ruimijzer. Vaak is het uitgevoerd als een lange, priemvormige, piramidale staaf van gehard staal. De doorsnede van het werktuig is dan meestal vijfhoekig, maar er bestaan ook kortere, kegelvomige ruimijzers waarin verschillende, naar de top toe lopende groeven gevijld zijn, die een snijdend effect veroorzaken. De opruimer kan in de boormachine worden gespannen met of de hand worden gedraaid. In het laatste geval wordt het werktuig dan soms geplaatst in een wringijzer, een staaf met in het midden een vierkant, verstelbaar gat. Zie ook afb. 131. [N 33, 136; N 33, 144; N 33, 163; N 33, 337; N 64, 64; N 66, 17f; monogr.] II-11
opschuiven opschuiven: opsjuuvə (Simpelveld) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2
optillen heven: hêve (Simpelveld), opheven: opheavə (Simpelveld), òphɛɛəvə (Simpelveld) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || heffen, tillen [SGV (1914)] || optillen [RND] III-1-2