18390 |
speld |
spang:
špaŋ (Q116p Simpelveld)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
hellen:
helle (Q116p Simpelveld),
spelen:
sjpiele (Q116p Simpelveld),
sjpieële (Q116p Simpelveld)
|
2. Het spelen van spelletjes. || spelen [SGV (1914)] || Spelen.
III-3-2
|
24247 |
sperwer |
stootvogel:
sjtoeësvoegel (Q116p Simpelveld)
|
sperwer [DC 42b (1967)]
III-4-1
|
20535 |
spetteren |
kissen:
kīēsjə (Q116p Simpelveld),
snirken:
sjnirkə (Q116p Simpelveld),
spatten:
sjpàttə (Q116p Simpelveld),
spritsen:
sjprietsj (Q116p Simpelveld)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
sjpiggel (Q116p Simpelveld)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21373 |
spijbelen |
de school versteken:
père
de sjoel versjtèche (Q116p Simpelveld)
|
spijbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
18202 |
spijkerbroek |
jeans:
jeans (Q116p Simpelveld)
|
Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18203 |
spijkerjas |
spijkerjasje:
spijkerjäske (Q116p Simpelveld)
|
Spijkerjasje. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18204 |
spijkerpak |
spijkerpak:
idem (Q116p Simpelveld)
|
Spijkerpak. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
32827 |
spilkokers in de zijstukken |
bussen:
bø.sǝ (Q116p Simpelveld)
|
De in de zijstukken van het raam ingebrande gaten en/of de daarin aangebrachte kokers, waarin de spil van de rol draait. [N 11A, 184f; div.; monogr.]
I-2
|