21992 |
duiven inkorven |
inkorven:
ikörve (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
Inkorven van postduiven.
III-3-2
|
22280 |
duiven ringen |
ringen:
ringe (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
1. Van een ring voorzien (postduiven).
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duifhuis:
duvǝs (Q116p Simpelveld),
duivenhuis:
duvǝhus (Q116p Simpelveld),
duivenslag:
doevesjlaag (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld),
duives:
doeffes (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld),
doeves (Q116p Simpelveld)
|
(duiven)til [SGV (1914)] || Duivenhok; duiventil. || Duiventil; duivenhok. || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
21993 |
duivenklok |
duivenuur:
doeve-oer (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
Duivenklok.
III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
duivenkorf:
doevekörf (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
Duivenmand.
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenpiet:
doevepiet (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
Duivenmelker.
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
slag:
sjlaag (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
3. Duiventil.
III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
zij:
zeej (Q116p Simpelveld),
zij (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dul (Q116p Simpelveld),
duizelig:
duuzelich zië (Q116p Simpelveld),
duuzəlich (Q116p Simpelveld)
|
duizelig [SGV (1914)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18008 |
duizeling, duizeligheid |
duizeligheid:
duuzelichheed (Q116p Simpelveld)
|
duizeligheid [DC 60 (1985)]
III-1-2
|