e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootouders grootouders: grootauesj (Sittard) grootouders III-2-2
grootte grootte: grēūde (Sittard) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader baa: baa (Sittard), beb: böb (Sittard), böp (Sittard), bestevader: bëstevaader (Sittard), bon-pa: bon-papa  bómpaa (Sittard), bup: böp (Sittard), grootvader: grootvaader (Sittard), pa: baa (Sittard) grootvader III-2-2
grootx groot: groot (Sittard) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote boerderij hof: hǭf (Sittard) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote egelskop waterlis: idiosyncr.  waterlis (Sittard) Grote egelskop (sparganium ramosum 40 tot 150 cm grote plant. De stengels zijn vertakt; de bladeren zijn driehoekig; de vrouwelijke bloemen in 1 tot 3 bolvormige bloeiwijzen onderaan, de mannelijke bovenaan. Bloeitijd van juli tot september (driekant, w [N 92 (1982)] III-4-3
grote hoeveelheid, hoop hoop: hoop (Sittard), houp (Sittard), hopen (mv.): huip (Sittard), stoot: (sjtoeze).  sjtoes (Sittard), wats: (waatsje).  waatsj (Sittard) een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || grote hoeveelheid || hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] || massa, menigte, veel III-4-4
grote hostie onze lieve-heer: oaze leive heeer (Sittard) De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)] III-3-3
grote knikker bom: bom (Sittard), dikke meis: dikke meisch (Sittard), huif: uuf (Sittard), groter dan een meijsje en gespikkeld  huuf (Sittard), marbel: marbel (Sittard, ... ), marbelaar: marbelaer (Sittard), marvelaar: mervelaer (Sittard), schietmeis: [Sub aanvullingen no. 4]  sjlitmeisj (Sittard), Indien een jongen al zijn knikkers bij het spel verloren had, gaf men hem er een de zgn. "sjeitmèisj"terug om zijn geluk alsnog te proberen.  sjeitmèisj (Sittard) Een grote knikker. [N R (1968)] || Groote knikker, stuiter van glas of wit porcelein. || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] || Schietknikker. || Stuiter of grote knikker van glas, steen of wit porcelein. III-3-2
grote lijster dikke lijster: dikke liester (Sittard, ... ) grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1