e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kook- en eetruimte in de stal, zomerwoning koele kamer: kø̜i̯l kāmǝr (Sittard) De ruimte vooraan in de stal (de voorstal of een aparte ruimte) waar men in de zomer het eten kookte en at. Vroeger was dat vaak een andere ruimte dan het woonvertrek waarin men in de wintermaanden verbleef. Omdat de koeien in de weide waren, kon de doorgaans ruime en koele voorstal als kook- en eetruimte dienen. Als men niet in de voorstal at, dan was dat in het algemeen een koelere plaats, buiten of onder een afdak aan de noord- of oostkant van de gebouwen. Het begrip "zomerwoning, zomerverblijf" is vanuit verschillende invalshoeken van een benaming voorzien. Het benoemingsmotief kan het seizoen zijn waarin de ruimte wordt benut ("zomer"); of de functie ("keuken"), waarbij men moet bedenken dat de centrale plaats van het huis, de keuken met de haard, ook wel metonymisch met het woord huis wordt aangeduid; vergelijk het Ten Geleide en de plattegronden in paragraaf 1.2. Soms is ook de plek in de boerderij waar de zomerwoning zich bevindt het benoemingsmotief ("achter-") of de functie die de ruimte buiten de zomer heeft ("voorstal", "nere"). Soms ook geeft men door het opgeven van de gebruikelijke keukenbenaming aan, dat men hier ook ''s zomers verblijft ("voorhuis"). Waar mogelijk wordt bij de opgaven aangegeven om welke ruimte het gaat. [N 5A, 5 en 35a; N 5, 128; A 10, 5a] I-6
kookkachel, fornuis cuisinière (fr.): fr. kwisinière  kwiszenjaer (Sittard), fornuis: fernuus (Sittard), fornuus (Sittard), fərny(3)̄s (Sittard), vuur: vy(3)̄r (Sittard) fornuis [SGV (1914)] || Vierkante kookkachel met een of meer ovens waarop men verschillende dingen tegelijk kan koken, braden of stoven (fornuis, kookkachel, cuissinière) [N 79 (1979)] III-2-1
kookpot ketel: kaetel (Sittard), marmiet: bermiet (Sittard), pampes: pampes (Sittard), pafferig mens  pampɛs (Sittard), pan: pan (Sittard, ... ) ketel || kookvat || koperen kookketel met hengsel || pan III-2-1
kooksel gekookte, het -: chəkaoktə (Sittard), kook, de -: de kaok (Sittard), kooksel: kooksel (Sittard) kooksel; Hoe noemt U: Het gekookte, het kooksel (kokenage, kook, zooi) [N 80 (1980)] III-2-3
kool, algemeen: een krop kool hoofdje: hötje (Sittard), hoofdje moes: ötje mous (Sittard), kool: keul (Sittard), krop: krop (Sittard) [N Q (1966)]sluitkool I-7
koolmees, mees bijmees: biemeis (Sittard, ... ), parus major  biemeis (Sittard), bijmeesje: biemeiske (Sittard) koolmees || koolmees (14 flinkste en bekendste der boombuitelaars; gele zijkanten; broedt in allerlei gaten, ook bij huizen; roep vaak [tie-ta] of [tie-tie-ta] [N 09 (1961)] || mees [SGV (1914)] || mees, koolmees III-4-1
koolraap groent: greunt (Sittard), knolraap: ideosyncr.  knolraap (Sittard), kolraap: ideosyncr.  kolraap (Sittard), koolraap: koolraap (Sittard), ideosyncr.  koolraab (Sittard), koolraap boven de grond: ideosyncr.  kolraap baove de grondj (Sittard), reube: ruìj’bə (Sittard) De koolsoort die aan de stronk vlak boven de grond ronde raapvormigeknollen heeft die eetbaar zijn (raapkool, koolrabie, koolraap, bagger, knolraap). [N 82 (1981)] || Koolraap; de dikke vlezige wortel (onder de grond) van de plant met dezelfde naam die als groente of als veevoer wordt gebruikt (koolraap, raapkool, knolraap). [N 82 (1981)] I-7
koolraap (ondergronds) brakkenie: (mv)  brǫkǝnīs (Sittard), kolderaab: kǫldrāp (Sittard), kolderaabjes: kōldǝrē̜pkǝs (Sittard), kolderaaf: kǫldǝrāf (Sittard), koleraab: (mv)  kǫlǝrābǝ (Sittard), koolraab: (mv)  kolrābǝ (Sittard), koolraabje: kǫlrē̜pkǝ (Sittard) Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b] I-5
koolrabi, koolraap-boven-de-grond kolderaabjes boven de aarde: [kolderaabjes] bǭvǝ d ē̜rt (Sittard), kolderaaf: [kolderaaf] (Sittard), koleraab: [koleraab] (Sittard), koolraab: [koolraab] (Sittard), koolraab boven de grond: [koolraab] bovǝ dǝ grondj (Sittard), koolraabje: [koolraabje] (Sittard) Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16] I-5
koolrabisoep reubensoep: ruibesop (Sittard, ... ), ruibesôp (Sittard) Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)] III-2-3