25550 |
krabsel |
gekorsten deeg:
gǝkōjštǝn dejx (Q020p Sittard)
|
Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a]
II-1
|
20739 |
krakeling |
brezel (du.):
breetsel (Q020p Sittard),
britsel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
krakeling:
krakeling (Q020p Sittard)
|
krakeling || Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18372 |
krakende schoen |
kraakschoen:
kraaksjoon (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
niet betaalde schoen:
neit betaalde sjoon (Q020p Sittard)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
kralen:
kraale (Q020p Sittard)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32072 |
kram |
kramp:
kramp (Q020p Sittard
[(meervoud: krɛm)]
),
sluithaak:
šluthǭk (Q020p Sittard)
|
Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] || U-vormig gebogen ijzerdraad die aan beide einden van een punt is voorzien. [N 54, 18; monogr.]
I-13, II-12
|
21340 |
kramer |
kramer:
kreemer (Q020p Sittard),
roeselaars:
Roezelaer m. roezelaesj: Belgische kooplieden, afkomstig van het plaatsje Roeselare, dit tot de oorlog 1914/18 jaarlijks gedurende de zomermaanden in Sittard kwamen en verbleven. Van hier uit verkochten zij tot ver in de omgeving hun rieten stoelen, tafeltjes enz. Ze vervoerden hun spullen op lange paardewagentjes zonder huif. De vrouwen droegen "lustere sjölk"en wollen omslagdoeken, aan hun voeten mooie bont beschilderde klompjes.
roezelêsj (Q020p Sittard)
|
kramer [SGV (1914)] || z. toel.
III-3-1
|
33896 |
krampig |
kramp in de poot (hebben):
(mv)
kramp en dǝ pø̄t (Q020p Sittard)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|
24197 |
kramsvogel |
krammes:
krammes (Q020p Sittard),
krammesvogel:
krammesvoogel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezèt (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)] || krant [SGV (1914)]
III-3-1
|
25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
schrompen:
(sjrumde, haet gesjrump).
sjrumpe (Q020p Sittard)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)] || krassen [SGV (1914)] || krassen, schrompen
III-4-4
|