e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krabsel gekorsten deeg: gǝkōjštǝn dejx (Sittard) Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a] II-1
krakeling brezel (du.): breetsel (Sittard), britsel (Sittard, ... ), krakeling: krakeling (Sittard) krakeling || Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
krakende schoen kraakschoen: kraaksjoon (Sittard, ... ), niet betaalde schoen: neit betaalde sjoon (Sittard) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
kralen van de rozenkrans kralen: kraale (Sittard) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kram kramp: kramp (Sittard  [(meervoud: krɛm)]  ), sluithaak: šluthǭk (Sittard) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] || U-vormig gebogen ijzerdraad die aan beide einden van een punt is voorzien. [N 54, 18; monogr.] I-13, II-12
kramer kramer: kreemer (Sittard), roeselaars: Roezelaer m. roezelaesj: Belgische kooplieden, afkomstig van het plaatsje Roeselare, dit tot de oorlog 1914/18 jaarlijks gedurende de zomermaanden in Sittard kwamen en verbleven. Van hier uit verkochten zij tot ver in de omgeving hun rieten stoelen, tafeltjes enz. Ze vervoerden hun spullen op lange paardewagentjes zonder huif. De vrouwen droegen "lustere sjölk"en wollen omslagdoeken, aan hun voeten mooie bont beschilderde klompjes.  roezelêsj (Sittard) kramer [SGV (1914)] || z. toel. III-3-1
krampig kramp in de poot (hebben): (mv)  kramp en dǝ pø̄t (Sittard) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
kramsvogel krammes: krammes (Sittard), krammesvogel: krammesvoogel (Sittard, ... ) kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] III-4-1
krant gazet (<fr.): gezèt (Sittard, ... ) een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)] || krant [SGV (1914)] III-3-1
krassen kratsen: kratse (Sittard, ... ), schrompen: (sjrumde, haet gesjrump).  sjrumpe (Sittard) het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)] || krassen [SGV (1914)] || krassen, schrompen III-4-4