e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muizen muizen: mōēze (Sittard), ideosyncr.  moeze (Sittard) Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] || muizen (ww) [SGV (1914)] III-2-1
mul (zand) mul: möl (Sittard), papzand: papzanjt (Sittard) mul [SGV (1914)] || mul zand III-4-4
muntgeld hel geld: hel geldj (Sittard, ... ), kleingeld: kleigeljd (Sittard), kleingeljd (Sittard), pasgeld: pasgeljd (Sittard), specie: sjpecie (Sittard), specie (Sittard), spie: Van Dale: II. spie, 5. (Barg., volkst.) cent; -(coll.) geld, duiten.  sjpie (Sittard) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muts met pompon ijsmuts: iesmötsj (Sittard) wollen muts met pompon III-1-3
muts: algemeen koets: koetsj (Sittard), muts: mötsj (Sittard, ... ), mətš (Sittard), Hae haet de gouw mötsj op = hij is goed gemutst  mötsj (Sittard), pats: patsj (Sittard), patš (Sittard), pet met klep  patsj (Sittard) muts [N 23 (1964)] || muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
mutsaard, houtmijt houtmijt: hautmiet (Sittard), houtmiet (Sittard), schansen: sjanse (Sittard) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7
muur muur: mūr (Sittard) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9
muurbloem muurviool: -  moerfiool (Sittard), cheiranthus cheiri  moerfiool (Sittard) muurbloem [DC 17 (1949)] III-4-3
muurdam, penant blindmuur: blęnjmūr (Sittard) Betrekkelijk smal stuk muur tussen twee vensters of tussen een venster en een andere muur. [N 55, 75; N 32, 12b; N 32, 14; monogr.] II-9
muurkapelletje nis: nis (Sittard) Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)] III-3-3