31546 |
schraapstaal |
ziehklinge:
sī.kleŋ (Q020p Sittard),
zē.kleŋ (Q020p Sittard)
|
Klein, stalen blad, drie- of vierhoekig van vorm en met scherpe kanten, dat dient om hout glad te maken. Het schraapstaal wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper werkt er bijvoorbeeld de buitenkant van het vat glad mee af. Zie ook het lemma ɛde buitenwand gladschavenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper.' [N E, 45a; N G, 12; N 53, 151a; A 32, 3b; monogr.]
II-12
|
18133 |
schram |
schram:
sjraom (Q020p Sittard),
sjroam (Q020p Sittard),
sjröm (Q020p Sittard)
|
schram [SGV (1914)] || Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)] || schrammen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
schrammen:
sjramme (Q020p Sittard)
|
Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20789 |
schransen |
vegen:
vegen met grote snelheid voortbewegen hard lopen Dae kan ?m vaege: die kan schransen of drinken
vaege (Q020p Sittard)
|
schransen
III-2-3
|
17947 |
schrede |
stap:
sjtap (Q020p Sittard),
trede:
trê (Q020p Sittard)
|
Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)] || schrede [SGV (1914)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
meken:
mēkǝ (Q020p Sittard),
schreeuwen:
schreeuwe (Q020p Sittard),
sjreeve (Q020p Sittard)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] || schreeuwen [SGV (1914)]
I-12, III-3-1
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
sjrikkeljaor (Q020p Sittard),
sjrikkeljoar (Q020p Sittard)
|
schrikkeljaar [SGV (1914)] || Schrikkeljaar.
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
schrikken:
sjrikke (Q020p Sittard),
sjrikken (Q020p Sittard)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken
III-1-4
|
19661 |
schrobben |
schrobben:
sjróbbe (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
schrobben [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
boender:
boender (Q020p Sittard),
schrobber:
schrubber (Q020p Sittard),
sjrubber (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] || schrobber
III-2-1
|