e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schraapstaal ziehklinge: sī.kleŋ (Sittard), zē.kleŋ (Sittard) Klein, stalen blad, drie- of vierhoekig van vorm en met scherpe kanten, dat dient om hout glad te maken. Het schraapstaal wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper werkt er bijvoorbeeld de buitenkant van het vat glad mee af. Zie ook het lemma ɛde buitenwand gladschavenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper.' [N E, 45a; N G, 12; N 53, 151a; A 32, 3b; monogr.] II-12
schram schram: sjraom (Sittard), sjroam (Sittard), sjröm (Sittard) schram [SGV (1914)] || Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)] || schrammen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
schrammen schrammen: sjramme (Sittard) Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)] III-1-2
schransen vegen: vegen met grote snelheid voortbewegen hard lopen Dae kan ?m vaege: die kan schransen of drinken  vaege (Sittard) schransen III-2-3
schrede stap: sjtap (Sittard), trede: trê (Sittard) Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)] || schrede [SGV (1914)] III-1-2
schreeuwen meken: mēkǝ (Sittard), schreeuwen: schreeuwe (Sittard), sjreeve (Sittard) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] || schreeuwen [SGV (1914)] I-12, III-3-1
schrikkeljaar schrikkeljaar: sjrikkeljaor (Sittard), sjrikkeljoar (Sittard) schrikkeljaar [SGV (1914)] || Schrikkeljaar. III-3-2
schrikken schrikken: sjrikke (Sittard), sjrikken (Sittard) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken III-1-4
schrobben schrobben: sjróbbe (Sittard, ... ) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schrobbezem boender: boender (Sittard), schrobber: schrubber (Sittard), sjrubber (Sittard, ... ) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] || schrobber III-2-1