e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweeling tweeling: tweeling (Sittard) tweeling III-2-2
twijg, jonge tak gard: gard  gaert (Sittard), goets: götsj (Sittard), ən gŏĕtsj (Sittard), verlengenis: ideosyncr.  verlingenis (Sittard), vits: wits (Sittard), ideosyncr.  witsj (Sittard) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] || twijgje III-4-3
twintig frank twintig frank: twintig frang (Sittard, ... ) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
ui, ajuin un: un (Sittard, ... ), mv. unne  un (Sittard), unne: unne (Sittard, ... ) [DC 13 (1945)]ui I-7
uienpannenkoek ajuinenkoek: unne kouk (Sittard), unnekook (Sittard) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uier udder: ødǝr (Sittard, ... ) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uieren beginnen te udderen: ødǝrǝ (Sittard) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uil uil: uul (Sittard, ... ) uil [SGV (1914)] III-4-1
uit (voetbal) uit: oet (Sittard) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uit de as gezeefde kolen oudding: de in de asla aanwezige kolenresten werden na het zeven bevochtigd en daarna als\"gedëks\"(Z.d) nog een keer gebruikt om de gloed te dempen of het vuur te temperen gedurende de tijden, dat matig verwarmd en niet gekookt werd Op deze manier spaarde men brandstof  autténk (Sittard) kolenresten III-2-1