e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boot(je) boot(je): beutje (Sittard) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bord bord: veur de borde kómme: voorde zaak uitkomen; ter tafel of ter berde brengen  bort (Sittard), telder: teijer (Sittard), tĕjjer (Sittard), teͅi̯ər (Sittard, ... ), tèier (Sittard), verklw. téijerke  téijer (Sittard) bord [Roukens 03 (1937)] || bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
bordenrek, schotelrek etagère: étagère (Sittard), plankje: plenkske (Sittard), schotelrek: eertijds rek waarop schotels, borden, lepels e.d. achter een lat of riem werden gestoken  sjootelrëk (Sittard), schotelrekje: sjotelrèkske (Sittard) bordenrek || rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)] III-2-1
borduren borduren: borduure (Sittard) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
borg borg: börg (Sittard) borg [SGV (1914)] III-3-1
borg blijven goed blijven: gout blieve (Sittard), instaan voor: ŏnschtoan veur eemes (Sittard) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] || Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)] III-3-1
borgen borgen: börgen (Sittard) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel borrel: borrel (Sittard), drupje: dröpke (Sittard), dröpkə (Sittard, ... ), Hae sjtik de kop door ?ne sjtrop veur ?n dropke: hij doet alles voor een borrel Hae hink zich op veur ?n dröpke: hij doet alle voor een borreltje ?ne Sjwaegel mit drie man, mer ?n dröpke inéns:een borrel in één teug leegdrinken  dröpke (Sittard), pijpenkop: piepekop (Sittard, ... ), schnaps (du.): sjnaps (Sittard), sjabauw: sjabau (Sittard), sjabauw (Sittard), slaapmuts: slaapmuts sufferd  sjlaopmötsj (Sittard), wachtmeester: Veur de boer ?ne wachmeister en veur de knech e glaas beier: voor de boer een grote borrel en voor de knecht een glas bier  wachmeister (Sittard) borrel || borrel voor het slapen gaan (slaapmutsje) || borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] || borreltje || grote borrel III-2-3
borrelen (van water) bobbelen: bóbbele (Sittard), bóbbelt (Sittard), borrelen: borrele (Sittard), bōrrələ (Sittard) bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borrelglaasje drupjesglaasje: drupkesglaeske (Sittard), dröpkesglaeske (Sittard, ... ), dröpkesglééske (Sittard), glaasje: glaeske (Sittard) borrelglaasje || jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1