26141 |
borst |
boeg:
bux (Q020p Sittard
[(schoudergewricht)]
),
borst:
brǫs (Q020p Sittard)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
19497 |
borstel |
bezempje:
bessumpke (Q020p Sittard),
boender:
boender (Q020p Sittard),
borstel:
beusjtel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
borsteltje:
beusjtelke (Q020p Sittard),
ketelbezempje:
kaetelbessumpke (Q020p Sittard),
ketelborsteltje:
kaetelbeusjtelke (Q020p Sittard),
schuurborstel:
sjoerbeusjtel (Q020p Sittard)
|
borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
25615 |
borstel waarmee het brood wordt gewassen |
scheutel:
šø̄tǝl (Q020p Sittard)
|
Vraag N 29, 51 luidde: "Waarmee wordt het brood, nadat het uit de oven is gehaald, gewassen?" Op grond van deze vraagstelling kwam er een aantal opgaven dat duidde op een werktuig. Deze opgaven zijn in dit lemma opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''netborstel''. [N 29, 51]
II-1
|
17578 |
borstelig haar |
borstel:
beusjtel (Q020p Sittard),
borstelen:
beusjtele van hāōr (Q020p Sittard),
B.v. laot dien beuschtele schnieje.
beuschtele (Q020p Sittard),
borstelig haar:
beusjtelig (Q020p Sittard),
stekelvarken:
sjtekelverke (Q020p Sittard)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] || haar [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
bros (Q020p Sittard),
brŭs (Q020p Sittard),
ich höb ein kau op te borsch (Q020p Sittard)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
brǫsnęt (Q020p Sittard)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borstband:
bros˱banjtj (Q020p Sittard)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
borsrok (Q020p Sittard),
lijfje:
lifke (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
onderlijfje:
ongerlifke (Q020p Sittard),
stoep:
sjtub (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
wambuis:
wawmes (Q020p Sittard)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)] || borstrok; trui in vestvorm met knopen, slagerstrui
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
stoepje:
gemaakt van wol of katoen
sjtupke (Q020p Sittard)
|
Mannenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
lijfje:
lifke (Q020p Sittard)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|