20856 |
fruitvla |
ooftevla:
‧ø͂ͅftəvl‧ā (Q020p Sittard),
toeslag:
toeslag
toesjlaach (Q020p Sittard)
|
fruitvla || fruitvla overdekt met dunne besuikerde deeglaag
III-2-3
|
24443 |
fruitworm |
fruitworm:
Veldeke
fruitwōrm (Q020p Sittard),
made:
maaie (Q020p Sittard),
made (Q020p Sittard),
worm:
idiosyncr.
wörm (Q020p Sittard)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19727 |
fuchsia |
bellenboom:
belleboum (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
fuchsia:
fóksiaa (Q020p Sittard)
|
fuchsia
III-2-1
|
22851 |
fuik |
fuik:
fōēk (Q020p Sittard)
|
fuik [SGV (1914)]
III-3-2
|
30056 |
fundament |
fundering:
føndęjreŋ (Q020p Sittard)
|
De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.]
II-9
|
30053 |
funderingssleuven uitsteken |
(de) fundering graven:
føndęjreŋ grāvǝ (Q020p Sittard),
het fundament uitsteken:
ǝt føndamęnt˱ ūtštē̜kǝ (Q020p Sittard),
sleuven graven:
šlø̄vǝ grāvǝ (Q020p Sittard)
|
Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.]
II-9
|
24149 |
fuut |
fuut:
fuut (Q020p Sittard)
|
fuut (vogel) [SGV (1914)]
III-4-1
|
17807 |
gaan |
gaan:
gaon (Q020p Sittard),
goan (Q020p Sittard)
|
gaan [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
gaan liggen:
is gaon ligge (Q020p Sittard),
gaan stillen:
gaon stille (Q020p Sittard),
zich leggen:
(de wind).
haet zich gelag (Q020p Sittard)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
gaar:
cháár (Q020p Sittard),
gaar (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
gout gáár (Q020p Sittard)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|