e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koken (intr.) koken: kaoke (Sittard), kaokə (Sittard), ?t kan neit heiter wie kaoke: het zal niet zo?n vaart lopen  kaoke (Sittard) koken [DC 03 (1934)], [RND] III-2-3
kokkin kook: kaok (Sittard, ... ) kok || kookster III-2-3
kokmeeuw meeuw: meef, meew (Sittard) kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kolblei platterd: plèttərt (Sittard) De kolblei lijkt op de brasem maar is bleker van kleur (blei, bliek, kapmes, kalfoog, platte, platter) [N 83 (1981)] III-4-2
kolen kolen: kǭlǝ (Sittard) Brandstof voor de oven. Coopman (pag. 71) onderscheidt de volgende soorten kolen: a. polies, b. strooigoed, c. boonen, d. fijnen. De polies, grote brokken kolen, vormden de brandstof in de stookgangen. Zie ook de lemmata ɛstukkoolɛ, ɛfijnkoolɛ en ɛkoolgruisɛ in wld II.5, pag. 215, 216. In Q 83 gebruikte men voor de veldoven goede Luiker kolen (guj lājk\r ku\l\). In de ɛjachtenɛ gooide men klotkolen, over de stenen strooide men steenkoolgruis. De ɛstukkoolɛ uit Q 121b moest klein gemaakt worden. Men zei dan: de kool moet geklopt werden (mot jeklǫpt wē\d\).' [monogr.; N 98, 115 add.] II-8
kolenbergplaats schop: šǫp (Sittard) Als bergplaats voor de kolen werden doorgaans de afdaken rond de oven gebruikt. [monogr.] II-8
kolendragers gruisdragers: grȳš˱drāgǝš (Sittard) [monogr.] II-8
kolengruis kolengruis: kaolegruus (Sittard) steenkoolgruis III-2-1
kolenriek gaffel: gaffel (Sittard) Werktuig om kolen op het vuur te gooien, bedoeld is hier een soort riek. [N 29, 10] II-1
kolenschop schup: šøp (Sittard) [monogr.] II-8