22270 |
de gummiring afnemen add. |
prijsbandje:
Zie: kónstatäör; banderol [*!].
priesbènjtje (Q020p Sittard)
|
Controlebandje bij wedvluchten der postduiven.
III-3-2
|
19450 |
de heg knippen |
scheren:
sjaerre (Q020p Sittard)
|
De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34627 |
de hoogkar doen achteroverslaan |
opstoten:
opštōtǝ (Q020p Sittard)
|
De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89]
I-13
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aansteken:
aanstèèke (Q020p Sittard)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
uitdoen:
oetdoan (Q020p Sittard)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
afkappen:
aafkappe (Q020p Sittard),
heffen:
høͅfə (Q020p Sittard)
|
2. Bij t kaartspel de gemengde kaarten afnemen. || Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
gaeve (Q020p Sittard)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
mischen (du.):
misje (Q020p Sittard),
schudden:
sjøͅdə (Q020p Sittard),
stoten:
sjtoote (Q020p Sittard)
|
Mengen; kaarten schudden. || Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)] || Wassen of schudden van kaarten.
III-3-2
|
34632 |
de kar wipt |
kwinkelen:
(de kar) kweŋkǝlt (Q020p Sittard),
opslaan:
opšlǭn (Q020p Sittard)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitschachten:
kęldǝr ūtšaxtǝ (Q020p Sittard),
grondwerk:
grontjwęrǝk (Q020p Sittard
[(meervoud: grontjwęrǝkǝr)]
)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|