e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smakt

Overzicht

Gevonden: 1514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knoest kwast: kwâst (Smakt), noest: noest (Smakt) kwast ih hout, noest || kwast, noest III-4-3
knorrepot knaaierd: knaojerd (Smakt), mopperkont: mopperkoont (Smakt) brombeer, kankeraar etc. || mopperaar III-1-4
koe koe: kuu̯ (Smakt) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koe met hellend kruis hangkont: háŋkōnt (Smakt) [N 3A, 145a; monogr.] I-11
koeherder koeherd: kuwhart (Smakt) Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
koekenhort, vlaaienhort koekhortje: kūkhø̜rtjǝ (Smakt) Doorgaans van witte wissen gevlochten onderzetter, waarop vers gebakken vlaaien of pannenkoeken worden gelegd om af te koelen. [N 40, 97; N 40, 118; N 40, add.; L 1u, 100; L 1a-m; L 35, 107; monogr.] II-12
koekenpan koekenpan: Alle dinger hebbe twieë hândsvatter, behalve enne pestoeërsho‰d en \'n ko‰kepan. \'t Ieën hit \'r driej en \'t ânder már ieën  koēkepan (Smakt) koekepan III-2-1
koekje knapkoek: t Is már enne knápko‰k: het stelt niet veel voor  knápkoēk (Smakt), mopje: liedje klein kind Kóm mien möpke, spuit n möpke dan kriede n möpke: Kom mijn kind, speel een liedje dan krijg je een koekje  möpke (Smakt) knapkoek, dunne knapperige en besuikerde (aanvankelijk ruitvormig, later ronde) koek als lekkernij || koekje III-2-3
koelkast ijskast: ieskâs(t) (Smakt) ijskast III-2-1
koffie koffie: koffie (Smakt), As dén/die zó lang as stòm was, kòs dén/die uut de schow koffie dreenke: gezegde voor iemand die zeer dom is Genne zËvere koffie zien: niet geheel in orde zijn  koffie (Smakt), troost: truəst (Smakt) fig. voor koffie || koffie || uit koffie bereide drank III-2-3