20309 |
meisje |
deern:
dén (L212a Smakt),
ding:
ding (L212a Smakt),
maagdje:
megje (L212a Smakt),
meid:
mejd (L212a Smakt),
meidje:
mádje (L212a Smakt)
|
meisje || meisje dat nog in peuter/kleuter-leeftijd is
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meid:
mejd (L212a Smakt)
|
meisje waarmee men verkering had (vroegere benaming)
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
aanstaande:
ánstónde (L212a Smakt)
|
aanstaande, verloofde, vriend(in)
III-2-2
|
24543 |
melde |
schietmelde:
schietmeld (L212a Smakt)
|
melde, witte ganzenvoet
III-4-3
|
19514 |
melkkannetje |
romekannetje:
roeëmekenneke (L212a Smakt)
|
melkkannetje
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
romekar:
ruǝmǝkar (L212a Smakt)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
19930 |
melkzeef |
melkzij:
mɛlǝkzēi̯ (L212a Smakt)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
20470 |
menstruatie |
kermis:
de kermes (L212a Smakt),
verandering:
verândering (L212a Smakt)
|
menstruatieperiode
III-2-2
|
20471 |
menstrueren |
de week hebben:
de waek hebbe (L212a Smakt)
|
menstruatieperiode
III-2-2
|
24212 |
merel |
merling:
turdus merula
merling (L212a Smakt)
|
merel
III-4-1
|