e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuiertouw, tuierketting zeel: zēǝl (Spalbeek) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuit tuitel: tējətəl (Spalbeek) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
twee centiem cent: ps. omgespeld volgens Frings.  seͅnt (Spalbeek) koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
twee frank dobbele frank: ps. omgespeld volgens Frings.  nən dobələ fraŋ (Spalbeek) 2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] III-3-1
twintig frank napoleon: ps. omgespeld volgens Frings.  nə nap"əleon (Spalbeek) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
ui, ajuin djuin: zjuin (Spalbeek), joun: jouən (Spalbeek) ajuin (sg) [Goossens 2a (1963)] || een ajuin [ZND 43 (1943)] I-7
uier uier: ē̜i̯ǝr (Spalbeek) Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-12
uieren uieren: (de koe) ē̜ǝrt (Spalbeek) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uitgeteld zijn uit zijn van (de/haar) tijd: uit zijn van (de/haar) tijd (Spalbeek) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitmaken wie mag beginnen treden: Eene voet voor andere naar elkaar toe. Wie t laatste kan zetten is gewonnen.  treeë (Spalbeek) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2