17621 |
gehemelte |
hemel:
hiemel (P054p Spalbeek)
|
het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehecht (P054p Spalbeek),
gehècht (P054p Spalbeek)
|
gehucht [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24483 |
geknotte wilg |
sonk:
sink (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
17580 |
gekruld haar |
krullen:
krolle (P054p Spalbeek)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
ich ben me gèld kwijt (P054p Spalbeek),
gèld = père
ich ben me gèld kwijt (P054p Spalbeek),
ps. omgespeld volgens Frings.
gēͅi̯lt (P054p Spalbeek),
money (eng.):
ps. omgespeld volgens Frings.
moni (P054p Spalbeek),
poen:
ps. omgespeld volgens Frings.
pyn (P054p Spalbeek)
|
Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
25078 |
gelijken (op) |
trekken op:
trekken op (P054p Spalbeek)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
23206 |
geloof |
geloof:
hee hèt ’t gleoef verleuren (P054p Spalbeek),
héje het ze geloef verleure (P054p Spalbeek)
|
Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
gelieven (P054p Spalbeek)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
geluksvogel:
inne gelèksveugel (P054p Spalbeek)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gemaak (P054p Spalbeek),
gemakjes:
ook ZND 23, 076
gemaakskes (P054p Spalbeek),
gemakskes (P054p Spalbeek)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|