18945 |
gemeen |
laag:
ljeg (Q015p Stein)
|
slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeentebelasting:
gemeintebelasting (Q015p Stein),
gemeentelasten:
gemeente-lasten (Q015p Stein)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21712 |
gemeenteheide |
aard:
aard (Q015p Stein)
|
de gemeenteheide [aard] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21705 |
gemeentesecretaris |
secretaris:
secretaris (Q015p Stein),
sikketaris (Q015p Stein)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
serpent:
serpent (Q015p Stein),
spook:
spook (Q015p Stein)
|
een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
gemood (Q015p Stein),
gemōōd (Q015p Stein)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18165 |
genezen |
beter:
bèter (Q015p Stein),
bêter (Q015p Stein)
|
Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18817 |
genoegen (doen) |
content:
kontent (Q015p Stein),
goesting:
goesting (Q015p Stein)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18939 |
gereed |
gereed:
gereid (Q015p Stein),
klaar:
klor (Q015p Stein),
vaardig:
verdig (Q015p Stein),
vèrdig (Q015p Stein),
vêêrdig (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26729 |
gereedschap |
getuig:
gǝtȳx (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
pingeschier:
pengǝšę̄ǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Algemene benaming voor het gereedschap. [N 95, 721; N 95, 724; N 95, 727; monogr.]
II-5
|