17870 |
slaan |
houwen:
hou dich om dien aöre (Q015p Stein),
houwen (Q015p Stein),
how dich om d`n oren (Q015p Stein),
slaan:
bonṭj ɛn blāuw gəslāgə (Q015p Stein),
slaon (Q015p Stein),
sloan (Q015p Stein),
slon dich om din hören (Q015p Stein)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
17744 |
slaap |
slaap:
slaep (Q015p Stein),
sloap (Q015p Stein)
|
Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
slaopmuts (Q015p Stein)
|
slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20303 |
slabbetje, spuugdoekje |
slabberlapje:
slabberlepke (Q015p Stein),
zeverlapje:
zeiverlepke (Q015p Stein)
|
slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-2-2
|
17871 |
slag |
klats:
klats (Q015p Stein),
slag:
slaag (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
veeg:
vêêg (Q015p Stein),
wats:
watjs (Q015p Stein),
watsj (Q015p Stein)
|
Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] || Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] || Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33728 |
slagboom |
slagboom:
šlāgboǝm (Q015p Stein)
|
Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
31818 |
slagknop |
knop:
knop (Q015p Stein)
|
De hardhouten of ijzeren knop op sommige schaven die dient om de schaafbeitel en keerbeitel fijner af te stellen en de schaafspie los te slaan. Zie ook afb. 31f. [N 53, 54e]
II-12
|
30322 |
slaglat |
slaglat:
slāxlat (Q015p Stein)
|
Boven op de stijl van de vleugel wordt soms een deklat gespijkerd. Met behulp van deze lat wordt de naad tussen beide vleugels afgedekt en verkrijgt men een betere afsluiting tegen de wind. [N 55, 45b]
II-9
|
24375 |
slak |
slak:
slek (Q015p Stein)
|
slak [DC 17 (1949)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
slekkenhuuske (Q015p Stein)
|
slakkenhuis [DC 17 (1949)]
III-4-2
|