17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenkelijk (Q015p Stein)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospetaal (Q015p Stein),
ziekenhuis:
ziekenhoas (Q015p Stein)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
27654 |
ziekteverzuim |
ziekteverzuim:
ziekteverzuim (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Dag of periode waarop men door ziekte niet werkt. [N 95, 918; N 95, 918 add.; monogr.]
II-5
|
17783 |
zien, kijken |
zien:
zinə (Q015p Stein)
|
zien [RND]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
pien in de zie (ônger de rubben, inde lénje enz.). (Q015p Stein),
pien in de ziej (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
zie (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
ziej-pien (Q015p Stein)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
III-1-1
|
27970 |
zijdelingse druk |
stootdruk:
štōsdrø̜k (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Zijdelingse druk op de wanden van een mijngang. [N 95, 386; N 95, 387; N 95, 845; monogr.]
II-5
|
34580 |
zijladder |
ledders:
lø̜dǝrǝ (Q015p Stein)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lø̜dǝrǝ (Q015p Stein)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
snoeve (Q015p Stein),
snoeven (Q015p Stein)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] || snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
content zijn:
ig bên kontent (Q015p Stein),
stuiten:
stuiten (Q015p Stein)
|
zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|