e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loop van een geweer loop: de loep van ie gewier (Stevoort), de loep van ie gewijjer (Stevoort), de loep van ə geweejer (Stevoort) De loop van een geweer [ZND 30 (1939)] III-3-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: scheut (Stevoort) loot [ZND 01 (1922)] III-4-3
lopen lopen: loepe (Stevoort, ... ), lupǝ (Stevoort) lopen [ZND 25 (1937)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9, III-1-2
lopen gaan, op de loop gaan lopen gaan: lupǝ goǝn (Stevoort) Gezegd van de molen wanneer hij steeds sneller gaat draaien als gevolg van het ontbreken van graan tussen de molenstenen. Het gevaar ontstaat dan dat de molen heet loopt. Alle in dit lemma opgenomen opgaven betreffen de watermolen. [Vds 118; Jan 260; Coe 144; Grof 169] II-3
loper bovenste steen: bōvǝstǝ stin (Stevoort), loper: lypǝr (Stevoort) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
lucifer kretsje: kretske (Stevoort, ... ), stekje: stekske (Stevoort, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1
lui lui: ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)  leuj (Stevoort), leuje as ter groet is (Stevoort), leuə (Stevoort) lui, traag [ZND 01 (1922)] III-1-4
lui (lieden) mensen: mensə (Stevoort), mensən (Stevoort), rijke minse (Stevoort), rijke minseke (Stevoort) mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] || volk [RND] III-3-1
luid schreien janken: ook materiaal znd 28, 53  janke (Stevoort), keken: ook materiaal znd 28, 53  keeke (Stevoort), schreeuwen: ook materiaal znd 28, 53  schrieve (Stevoort) luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4
luiden luiden: de klok luije (Stevoort), de klokken leuə (Stevoort), luije (Stevoort) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] III-3-3