17765 |
borstkas |
borst:
ich heb inne kaa op mən bōst (P058p Stevoort)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|
33713 |
bos |
bos:
bos (P058p Stevoort),
bǫs (P058p Stevoort)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (P058p Stevoort)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
24131 |
bosrietzanger |
korenmus:
koremus (P058p Stevoort)
|
bosrietzanger
III-4-1
|
19731 |
bot |
bot:
boͅt (P058p Stevoort)
|
bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
32795 |
bot eggen |
stuik[eggen]:
stø̜̄k[eggen] (P058p Stevoort),
stuiken:
stø̜̄.kǝ (P058p Stevoort)
|
Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.]
I-2
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (P058p Stevoort),
bøtǝr (P058p Stevoort)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bòtteram (P058p Stevoort),
snede:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
sneej (P058p Stevoort),
snee:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
sneej (P058p Stevoort)
|
boterham [ZND 32 (1939)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bentje:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bèntje (P058p Stevoort),
boo:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boo (P058p Stevoort),
boo-tje:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
booke (P058p Stevoort)
|
Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
34248 |
boterkuip |
boterkuip:
boterkuip (P058p Stevoort)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|