21322 |
gevangenis |
bak:
Van Dale: I. bak, 9. (gemeenz.) gevangenis, nor, arrestantenhok.
bak (P058p Stevoort),
kot:
Van Dale: kot, 4. gevangenis.
kot (P058p Stevoort)
|
gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
gēvəl (P058p Stevoort)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevuulich (P058p Stevoort)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
doof:
doeəf (P058p Stevoort)
|
in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
19381 |
gewelf |
gewelfsel:
gǝwø̜lǝfsǝl (P058p Stevoort)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|
33298 |
gewone melkdistel |
douwdistel:
dø̜i̯destǝl (P058p Stevoort)
|
Sonchus oleraceus L. Een op bouwland, in moestuinen en wegbermen voorkomend onkruid met een penwortel, bleekgele tot gele bloempjes uit "buikige" korfjes in een scherm en met grof ingesneden dof- of grijsgroen, vaak paars aangelopen bladeren met een stekelige bladrand. Het wordt 30 tot 90 cm hoog en bloeit van juni tot de herfst.
I-5
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜rǝ (P058p Stevoort)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
17564 |
gewricht |
gewricht:
gewricht (P058p Stevoort)
|
hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
bliek geziecht (P058p Stevoort),
bliek va gezīəcht (P058p Stevoort)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gezwad:
gǝzwǭǝ.t (P058p Stevoort)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|