e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevoort

Overzicht

Gevonden: 1951
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: heup (Stevoort) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] III-1-1
heuvel heuvel: hø̄vǝl (Stevoort) Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22] I-8
heuvel, kleine hoogte heuvel: innen heuvel (Stevoort), hoogte: waa ⁄n huugde! (Stevoort) heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: vas (Stevoort, ... ) hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: heeje aoət nə zə voədər (Stevoort) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen kuimen: kø̜̄mǝ (Stevoort) [JG 1a, 1b] I-11
hinkelblokje hinkblok: heenkblok (Stevoort) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinken: heenken (Stevoort), hinken (Stevoort) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelperk: vorm boogvenster: boogvenster (Stevoort), kruis: kruisvorm (Stevoort) Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken spanken: spanken (Stevoort) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2