e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hond hond: o.nt (Stokkem), ond (Stokkem), oͅnt (Stokkem) hond [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-2-1
honing honing: ōǝneŋ (Stokkem), ūǝnǝŋ (Stokkem) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers pers: pię.rs (Stokkem) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofdaltaar hoogaltaar: hoegaltaor (Stokkem) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofdbord kraan: krān (Stokkem) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek kopdoek: kǫp˱dōk (Stokkem), plag: plak (Stokkem), plaggetje: pleͅkskə (Stokkem) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] I-4, III-1-3
hoofdkaas geperste kop: geperste kop (Stokkem), hoofdem: uitem (Stokkem), øjtəm (Stokkem), hoofdkaas: øjtki:s (Stokkem), hoofdvlees: uitvleis (Stokkem), øjtvlɛjs (Stokkem), øͅytfleͅi.s (Stokkem), kipkap: kepkap (Stokkem), kepkáp (Stokkem) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)] III-2-3
hoofdluis luis: loeës (Stokkem) luis III-4-2
hoofdstel halster: ɛlstǝr (Stokkem), hoofdsel: ø̜tšǝlǝ (Stokkem) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoog varken steltser: stɛltzǝr (Stokkem) Varken dat op hoge poten loopt. [N 76, 23; monogr.] I-12