e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: šofǝlǝ(n) (Stokkem) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schoft schoft: šof (Stokkem) Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2] I-9
schoftriem kettingband: kęteŋbant (Stokkem) Leren band van het borsttuig die over de schoft van het paard heen loopt. [N 13, 53] I-10
schoftzadel zadel: zāl (Stokkem) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokken schoggelen: šǫgǝlǝ (Stokkem), stuiken: štokǝ (Stokkem) Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97] I-13
schol schol: shol (Stokkem) schol [Willems (1885)] III-2-3
schommel schokkel: sjokgel (Stokkem), šògəl (Stokkem), /  sjoggel (Stokkem), sjokkel (Stokkem), schommel: schommel (Stokkem) Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || schommel [SND (2006)] || Schommel. [Willems (1885)] III-3-2
schommelen schokkelen: sjokgele (Stokkem) Schommelen. III-3-2
school school: kɛŋərzinə su:əl (Stokkem), šu.əl (Stokkem), šūl (Stokkem) de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || kostschool [ZND 40 (1942)] || school [RND] III-3-1
schoolcijfer punt: punte (Stokkem) cijfer; Op een schoolrapport krijgt men voor verschillende vakken (een) .... [DC 48 (1973)] III-3-1