e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruidwis kruidwis: kroetwechj (Stokkem) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruidwis wijden kruidwis wijden: kroetwechj wije (Stokkem), {ja}: ja dat gebruik bestaat nog  / (Stokkem) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] || De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruim boterham: bōtəram (Stokkem), snede: snēͅi̯j (Stokkem), šnēͅi̯j (Stokkem) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruimel greumel: grèuimel (Stokkem), kruimeltje: krøməlkə (Stokkem) kruimel || kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruinschering kruinschering: de kroenschering (Stokkem), tonsuur (<fr.): de tonsuur (Stokkem) De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruis kruis: krys (Stokkem), krȳ.s (Stokkem) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-11, I-9
kruisbeeld crucifix (<lat.): crucifix (Stokkem), kruussefiks (Stokkem), kruis: kruus (Stokkem) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisbeen kruisbeen: krysbē̜i̯n (Stokkem) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruisdagen kruisdagen: kruusdaag (Stokkem) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3
kruisheer kruisheer: kruus(h)ier (Stokkem) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3