e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beetje, een weinig beetje: bitsje (Stokkem), get: get (Stokkem), kritsel: kritsel (Stokkem), prutsje: pritske (Stokkem), smeet: smieët (Stokkem), vits: vets (Stokkem) beetje, een weinig III-4-4
bef bavetje (<fr.): baveͅtšə (Stokkem) bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)] III-1-3
begeleider van het baldakijn hemelwacht: eimelwach (Stokkem) De begeleiders van de hemel, bijvoorbeeld vier leden van de schutterij [hiëmelwach]. [N 96C (1989)] III-3-3
begijn begijn: begein (Stokkem) De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)] III-3-3
begrafenismaal uitvaart: oetvaart (Stokkem) het begrafenismaal [N 96D (1989)] III-2-2
begrip, besef bezei: bezeij (Stokkem) benul III-1-4
behangen tapisseren: tapǝsērǝ (Stokkem) Zie kaart. De techniek van het opplakken van behangselpapier met alle bijkomende werkzaamheden zoals het aanbrengen van behangjute. [N 67, 92a; monogr.] II-9
behangsel tapisseerpapier: tapǝsērpǝpīr (Stokkem) Wandbedekking, vroeger vervaardigd van weefsels en leer, tegenwoordig meestal van papier. Een patroon op behangpapier werd in L 423 'dessin' ('dǝsęŋ') genoemd. [N 67, 92b; monogr.] II-9
beide beenderen van de onderkaak schaar: šīǝr (Stokkem) De scha(a)r(en) of het geschaar vormen de beide takken van de onderkaak van een paard en de uitwendige holte in het achterste gedeelte daarvan. Zie afbeelding 2.11. [JG 1a, 1b; N 8, 30] I-9
beieren beieren: [OVT]  beierde (Stokkem) Beieren. [Willems (1885)] III-3-2