21445 |
uitschelden |
uitmaken:
iemand uitmaken (P056p Stokrooie)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ǭǝ.tspanǝ (P056p Stokrooie)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
29925 |
uitvoerder |
ploegbaas:
plōx˱bawǝs (P056p Stokrooie)
|
Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.]
II-9
|
21133 |
uitwijken |
afzetten:
ā.f˲zętǝ (P056p Stokrooie)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
ziften:
zeftǝ (P056p Stokrooie)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
34061 |
vaars |
vaars:
vēǝs (P056p Stokrooie)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
lijf:
lē̜.f (P056p Stokrooie)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
17822 |
vallen |
vallen:
vallen (P056p Stokrooie)
|
vallen [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
34489 |
van veren wisselen |
ruiven:
rē̜.vǝ (P056p Stokrooie),
rōvǝ (P056p Stokrooie),
rōvǝn (P056p Stokrooie),
ruizelen:
ręi̯zǝlǝn (P056p Stokrooie)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
18808 |
vanzelfsprekend |
zeker:
da’s zeker (P056p Stokrooie)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|