e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rekruut rekruut: rekruut (Susteren), rəkrŭŭt (Susteren) een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)] III-3-1
rente interest: intres (Susteren), rente: rĕnte (Susteren) rente [SGV (1914)] || Rente [intrest?] [N 21 (1963)] III-3-1
rentenier rentenier: renteneer (Susteren) rentenier [SGV (1914)] III-3-1
rentenieren rentenieren: rèntəneerə (Susteren) leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)] III-3-1
rentmeester rentmeester: rĕntmeister (Susteren) rentmeester [SGV (1914)] III-3-1
repareren flikken: flikkə (Susteren), oplappen: oplappe (Susteren) repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)] III-4-4
rest in het glas klatsje: kletsjke (Susteren), klètsjkə (Susteren) restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)] III-2-3
restant vissen fuik: foek (Susteren), net: nèt (Susteren), snoek: sjnook (Susteren), snoek (mv.): sjneuk (Susteren) fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] III-4-2
restant vogels huismus: hoesmósj (Susteren, ... ), mus: mösj (Susteren), vliegen: vleege (Susteren) mannelijke huismus (ruigeltje) [N 83 (1981)] || vliegen [SGV (1914)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Susteren), dassen (Susteren), wild: wildj (Susteren) das [SGV (1914)] || wild [SGV (1914)] III-4-2