21362 |
roepen |
roepen:
roope (L432p Susteren, ...
L432p Susteren),
roopə (L432p Susteren)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21652 |
roeper |
uitroeper:
oetreuper (L432p Susteren)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
broek, broek, broek:
bruk, bruk, bruk (L432p Susteren)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
25088 |
roest |
roest:
roest (L432p Susteren),
rŏĕs (L432p Susteren),
rŏs (L432p Susteren)
|
roest [SGV (1914)] || roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25084 |
roesten |
roesten:
rŏsste (L432p Susteren)
|
roesten [SGV (1914)]
III-4-4
|
21363 |
roezemoezen |
smiespelen:
Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.
sjmĭĕspələ (L432p Susteren),
smoezelen:
Van Dale: II. smoezelen, 1. bedekt en zachtjes praten, smiespelen; -2. praatjes verkopen, smoesjes vertellen.
sjmoezele (L432p Susteren)
|
druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21095 |
rog |
rog:
ideosyncr.
rog (L432p Susteren),
WBD/WLD
ròch (L432p Susteren)
|
Hoe noemt u de rog: een kraakbeenvis met een afgeplat schijfvormig lichaam. Het voorste deel van het lichaam (romp en borstvinnen) vormt een ronde tot vierkante schijf. Het lichaam eindigt in een lange dunne staart. De staart draagt twee rugvinnen. Aan de [N 83 (1981)]
III-2-3
|
32976 |
rogge |
koren:
[koren] (L432p Susteren),
rog(ge):
rǫgǝ (L432p Susteren)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20674 |
roggemeelpap |
pap van roggemeel:
#NAME?
pap van roggemêl (L432p Susteren)
|
Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
26446 |
roggesteen |
korensteen:
kǭrǝštęjn (L432p Susteren)
|
Een molensteen of molensteenkoppel waarmee bij voorkeur rogge of veevoer gemalen wordt. In l 292a, l 318, l 321 en Q 204a gebruikte men daarvoor een kunststeen. [N O, 17f]
II-3
|