e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepen roepen: roope (Susteren, ... ), roopə (Susteren) op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)] III-3-1
roeper uitroeper: oetreuper (Susteren) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1
roepwoord om de klokhen te lokken broek, broek, broek: bruk, bruk, bruk (Susteren) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roest roest: roest (Susteren), rŏĕs (Susteren), rŏs (Susteren) roest [SGV (1914)] || roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)] III-4-4
roesten roesten: rŏsste (Susteren) roesten [SGV (1914)] III-4-4
roezemoezen smiespelen: Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.  sjmĭĕspələ (Susteren), smoezelen: Van Dale: II. smoezelen, 1. bedekt en zachtjes praten, smiespelen; -2. praatjes verkopen, smoesjes vertellen.  sjmoezele (Susteren) druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)] III-3-1
rog rog: ideosyncr.  rog (Susteren), WBD/WLD  ròch (Susteren) Hoe noemt u de rog: een kraakbeenvis met een afgeplat schijfvormig lichaam. Het voorste deel van het lichaam (romp en borstvinnen) vormt een ronde tot vierkante schijf. Het lichaam eindigt in een lange dunne staart. De staart draagt twee rugvinnen. Aan de [N 83 (1981)] III-2-3
rogge koren: [koren] (Susteren), rog(ge): rǫgǝ (Susteren) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggemeelpap pap van roggemeel: #NAME?  pap van roggemêl (Susteren) Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)] III-2-3
roggesteen korensteen: kǭrǝštęjn (Susteren) Een molensteen of molensteenkoppel waarmee bij voorkeur rogge of veevoer gemalen wordt. In l 292a, l 318, l 321 en Q 204a gebruikte men daarvoor een kunststeen. [N O, 17f] II-3