e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuimen schuimen: sjoeme (Susteren), sjōēmə (Susteren) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4
schuimspaan schuimlepel: sjuumlêpel (Susteren) schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)] III-2-1
schuld schuld: ich het sjout (Susteren) Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] III-3-1
schuld zonder papieren schuld op zegwoord: op zèkweurt (Susteren) schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)] III-3-1
schuldig (zijn) plichtig (zijn): plichtig (Susteren), schuldig (zijn): sjöljich (Susteren), sjöljig (Susteren) schuld hebbend aan een overtreding of misdrijf [schuldig, plichtig] [N 90 (1982)] || schuldig [SGV (1914)] III-3-1
schurft schurft: sjurf (Susteren, ... ), sjørf (Susteren), šørf (Susteren) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] || huidziekte, Jeukende ~ veroorzaakt door de schurftmijt; schurft (zeer, rap, krets, rui). [N 84 (1981)] || schurft [SGV (1914)] I-11, III-1-2
schurk, smeerlap schavuit: sjavuut (Susteren), smeerlap: sjméérlap (Susteren), sjméérlàp (Susteren) een persoon die allerlei streken uithaalt met kwade bedoelingen [prul, smeerlap, rakker, deugniet, beest, schobberd, schavuit] [N 85 (1981)] || schavuit [SGV (1914)] III-1-4
schutsboom schuttersboom: sjøͅtərsbaum (Susteren) De lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang]. [N 88 (1982)] III-3-2
schutter schut: sjöt (Susteren), schutter: sjötər (Susteren) schutter [RND], [SGV (1914)] III-3-2
schutters schutten: sjötte (Susteren) schutters (mv.) [SGV (1914)] III-3-2