e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zure oprisping zooi: de zawj borre (Susteren), zuur: t soer höbbe (Susteren), zuurbranden, het -: t soer brenne (Susteren) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuring, groente zuurmoes: zoermoos (Susteren) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] I-7
zuster zuster: zöster (Susteren) zuster [haar] [SGV (1914)] III-2-2
zuur oprispen borren, de zooi -: de zawj borre (Susteren), het zuur hebben: t soer höbbe (Susteren) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuurdeeg zuurdesem: zurdęjsǝm (Susteren) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdeeg maken deegsemen: dęjxsǝmǝ (Susteren), zuurdesem maken: zurdęjsǝm mākǝn (Susteren) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurdesem zuurdesem: #NAME?  zoerdeisem (Susteren) Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkool kappes: #NAME?  kappes (Susteren), zuurmoes: zōērmōōs (Susteren) zuurkool [SGV (1914)] || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkoolstamppot kappesmoes: #NAME?  kappesmoos (Susteren) Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)] III-2-3
zwaaien zwaaien: sjééje (Susteren), zwingelen: zjwingələ (Susteren) Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2