e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenslag klep: klęp (Susteren) Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6
duivin, vrouwelijke duif zij: ziej (Susteren, ... ), ziĕ (Susteren) duif, wijfje [ZND 18 (1935)] || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1
duizelig dol: dulle (Susteren, ... ), verduizeld: vērdūzelt (Susteren) duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizeling, duizeligheid duizeling: dūūzəling (Susteren) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: doezendpoêt (Susteren) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
duizendschoon jonkertje: -  junkerke (Susteren), trosje: -  troŭskes (Susteren) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
dulden goed kunnen hebben: goot höbbe kónne (Susteren), uitstaan: ōētsjtaon (Susteren) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dunne sjaal sjaaltje: sjèlke (Susteren) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3
dunne zijden dameskous vrouwluihoos: vrouwluhaoze (Susteren) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous rouwhoos: rouwhaoze (Susteren) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3