e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groeien, wassen groeien: ook  gruije (Swalmen), WLD  grèùje (Swalmen), wassen: wasse (Swalmen) Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)] III-4-3
groeizaam weer het heeft het goed vors gemaakt: als t geregend heeft.  ’t hèèt ’t good vörs gemaak (Swalmen), vers (weer): vers wèèr (Swalmen), vet weer: vèt waer (Swalmen), vors (weer): vors waer (Swalmen), wasbaar weer: wasbaar wèèr (Swalmen) groeizaam weer (in de zomer) [vet] [N 22 (1963)] || mals regenachtig weer (in de zomer) [vers, vörs] [N 22 (1963)] III-4-4
groene berkentak mei: mei (Swalmen), wis: WLD  wés (Swalmen) Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)] III-4-3
groene bladluis luis: loes, mv luus (Swalmen) insectjes onder een blad, groen [DC 68 (1993)] III-4-2
groene pan groenpan: grø̄̄npan (Swalmen) Gedroogde, nog niet gebakken dakpan. [monogr.] II-8
groene specht groene specht: greun sjpech (Swalmen), greune sjpech (Swalmen), maartsveulen: meersveule (Swalmen), ɛt meers veu.le (Swalmen) specht, groene ~ (32 groen met gele stuit; komt vaak op de grond; roep lachend [kju-kju] [N 09 (1961)] || specht, groene — III-4-1
groenling groenvink: greunvink (Swalmen), kersvink: kee.rsvi.nk (Swalmen), keersvink (Swalmen, ... ) groenling || groenling (14,5 groenig, met gele vleugel- en staartplekken; nogal plompe vogel; broedt ook in dorp en stad, vaak in doornstruiken; nest van worteltjes, witte eitjes, rood bespikkeld; roep snel [tjuktjuktjuk]; zang heeft op het eind [swèèèè]; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
groenmest groen: grø̄n (Swalmen), groenbemesting: grønbǝmęsteŋ (Swalmen) Groenmest is het gewas dat gebruikt wordt voor groenbemesting. Daaronder verstaat men het verbouwen en daarna onderploegen van een groen gewas, dat in symbiose met stikstofbindende organismen leeft. De stikstof dient als meststof voor een volgend gewas. De gewassen die hiertoe dienen zijn nogal verschillend. In de navolgende plaatsen worden gebruikt: lupine K 278, 318, 357, 358, L 159a, 163, 164, 210, 211, 265, 266, 269, 269a, 269b, 270, 271, 288a, 289, 289b, 290, 291, 292, 294, 295, 299, 316, 318, 318b, 320a, 321, 321a, 322, 322a, 325, 330, 331, 332, 366, 373, 374, 377, 378, 382, 387, 416, 420, 427, 429, 430, 431, 432, P 46, 50, 51, 56, 117, 120, 176, 176b, 177, 188, 211, Q 13, 15, 20, 22, 28, 30, 33, 35, 39, 71, 72, 80, 81a, 83, 94b, 95, 96a, 96c, 97, 98, 111, 112z, 113, 117a, 156, 175, 180, 187, 193, 196, 197, 197a, 196a, 203, 204a, 253; serradella L269, 270, 294, 321, 322, 329, 330, 374; spurrie L 373, 430; wikke L 430, Q 15, 180; klaver L 294, 330, Q 20, 33, 188; boekweit L 416; rogge $$(soms gesneden of als stoppels)$$ K 358, L 265, 270, 322, 329, 362, 416, Q 20, 117a, 180; onkruid L 269, 322, Q 15, 28, 121, 158, 197, 197a, 198b. [N M, 13; N 11, 27 add.; N 11A, 29b + c; JG 1b add.] I-1
groenmout groenmout: grø̄fnmǫwt (Swalmen) Graan dat de kieming heeft ondergaan maar dat nog niet gedroogd of geëest is. Voor de lokale uitspraak van {mout} zie men het lemma ''mout''.' [N 35, 18] II-2
groente groente: greunte (Swalmen), WLD  grêûnte (Swalmen) De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] III-2-3