e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met een drijftol spelen kokkerellen: koekkerelle (Swalmen) Tollen, met de drijftol spelen. III-3-2
met een priktol spelen doppen: dobbe (Swalmen) Tollen, de priktol werpen. III-3-2
met een voor spitten omgraven: [omgraven] (Swalmen) Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.] I-1
met grote stappen lopen doortreden: doortrèje (Swalmen) stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
met kleine hapjes eten pitsen: pitsə (Swalmen) Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)] III-2-3
met kleppers rondlopen klepperen: kleppere (Swalmen, ... ) Rondlopen met kleppers en ratels in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)] III-3-2
met opgeheven staart rondlopen bisten: bēstǝ (Swalmen) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met sneeuwballen gooien gooien: gooie (Swalmen), sneeuwballen: sjnēbalə (Swalmen) Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
met snelheid over iets heen vliegen vliegen: vlêêge (Swalmen) vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)] III-1-2
met tegenzin tegen wil en dank: tëgə wil en dank (Swalmen) tegen heug en meug [SGV (1914)] III-1-4