e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weelde weelde: wêldjə (Swalmen) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer genezen weer erbovenop: weer d`r baove op (Swalmen) Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)] III-1-2
weer naar het jaargetijde allerheiligenzomer: Allerheiligezomer (Swalmen), kwakkelweer: kwakkelwèèr (Swalmen), kwakkelwinter: ’ne kwakkelwintjer (Swalmen), kwakkelzomer: ’ne kwakkelzoomer (Swalmen), stil weer: sjtil waer (Swalmen) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerbarstig wars: waers (Swalmen) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel weerborstel: wèrborstel (Swalmen) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten weerlichten: waerleegte (Swalmen) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: waerleech (Swalmen, ... ), wéérleecht (Swalmen), wéérleeg (Swalmen), zeebrand: zeebrandj (Swalmen, ... ) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wèr (Swalmen), wêr (Swalmen) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerstand biedend taai in de muil: tęi̯ en ǝ mūl (Swalmen), wreed in de muil: vrē en ǝ mūl (Swalmen) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9
weerwolf weerwolf: wêrwolf (Swalmen) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3