| 23617 |
zielboek |
dodenlijst:
doojelies (L331p Swalmen)
|
Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 17783 |
zien, kijken |
kijken:
kiekə (L331p Swalmen),
zien:
zeen (L331p Swalmen),
zēən (L331p Swalmen)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
ziejaltaor (L331p Swalmen)
|
Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23354 |
zijbeuk |
zijkant:
ziejkantj (L331p Swalmen)
|
De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 17644 |
zijde |
zij:
pie:n in de ziej (L331p Swalmen),
piēn in de ziej (L331p Swalmen),
pīēn inne zīēj (L331p Swalmen),
ziej (L331p Swalmen),
zîej (L331p Swalmen)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
III-1-1
|
| 31273 |
zijhamer |
zijhamel:
zijhāmǝl (L331p Swalmen
[(gebruikt bij het aanbrengen van wielbanden)]
)
|
Hamer met platte baan en pen. De steel van deze hamer kan lang of kort zijn. Zie ook afb. 34. In P 219 werd de zijhamer gebruikt om ploegmessen scherp te maken, in K 353 als derde voorhamer. [N 33, 73]
II-11
|
| 34580 |
zijladder |
ledders:
lɛdǝrs (L331p Swalmen),
oogstledders:
ǫu̯xslɛdǝrs (L331p Swalmen)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
| 32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lɛdǝrs (L331p Swalmen),
oogstledders:
ǫu̯xslɛdǝrs (L331p Swalmen)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
| 18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
sjnōēve (L331p Swalmen),
snotteren:
sjnotere (L331p Swalmen)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
| 19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
goed zijn:
gôôj-zin (L331p Swalmen),
stuiten:
sjtuute (L331p Swalmen)
|
zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|