e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

Gevonden: 6165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambessen bramelten: bromǝltǝ (Swalmen), brǭmǝltǝ (Swalmen) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper grasmus: graasmös (Swalmen), strts: sjtrèù.ts (Swalmen) braamsluiper (13 grauwbruin; graag in doornheggen; maakt doorzichtig sprietjesnest; zang begint met heel zacht muizegepiep en eindigt luider [juul-juul-juul-juul] [N 09 (1961)] III-4-1
braamstruik bramelen: bráomel (Swalmen), bramelten: WLD  braomelte (Swalmen), brameltenstruik: broaməltəštroek (Swalmen) braamstruik [SGV (1914)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braden braden: broaje (Swalmen) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken braken: brākǝ (Swalmen), keuken: keuke (Swalmen), kotsen: kotsə (Swalmen), kòtse (Swalmen), spijen: sjpieje (Swalmen) Braken of breken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 292 worden, als het deeg klaar is na een maand liggen, werkende stoffen o.a. honing, potas en ammoniak met koolzuur in het deeg gebracht. Het deeg wordt dan met de braak gekneed en omgegooid. De ligperiode van het deeg vooraf kan variëren van een paar dagen (Q 112) tot een halfjaar (Q 198b) of zelfs een jaar (L 271). Het deeg moet eigenlijk verstorven zijn. [N 29, 89a; monogr.] || kotsen [SGV (1914)] || Overgeven - Kent men het woord kokken, koken i.b.v. overgeven, neiging hebben tot overgeven? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] II-1, III-1-2
bramenvlaai bramelenvlaai: braomeleflaaj (Swalmen) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
brand vuur: vȳr (Swalmen) De gloeiïng van de oven - Coopman, pag 8. [monogr.] II-8
branden branden: branje (Swalmen), de sjtoof brandj (Swalmen) branden [SGV (1914)] || brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp brander: brenjər (Swalmen) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1
brandewijn klare: klaorə (Swalmen) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3