e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

Gevonden: 6165

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterdochtig achterdochtig: achterdôchtig (Swalmen) een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)] III-1-4
achtergebleven hooi harken reken: rɛ̄kǝ (Swalmen), scharren: šǫrǝ (Swalmen) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterboks: axtǝrboks (Swalmen), achterhaam: axtǝrhām (Swalmen) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterhand: axtǝrhantj (Swalmen), achterpaard: axtǝrpē̜rt (Swalmen), broek: bruk (Swalmen) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterklauw achterschoen: axtǝršōn (Swalmen) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterknie enkel: eŋkǝl (Swalmen), hakken: hakǝ (Swalmen), hesen: hēsǝ (Swalmen), vars: vērs (Swalmen) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achternaafband binnenring: benǝreŋk (Swalmen), navenband: (mv)  nāvǝbɛnj (Swalmen) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterploeg achterhand: axtǝrhanjtj (Swalmen), raam: rām (Swalmen) Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b] I-1
achterschijf stootplaat: štōtplāt (Swalmen) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achterste achterste: ĕchtərstə (Swalmen), gat: gaat (Swalmen), kont: kontj (Swalmen), vot: vôt (Swalmen) [N 10c (1995)]achterste [SGV (1914)] III-1-1