e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hongerig hongerig: hongerig (Tegelen), hungerig (Tegelen), hóngerig (Tegelen), schrokkerig: (sjrokkerig) (Tegelen) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: hōneŋ (Tegelen) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honing halen uit klaver, linde enz vliegen op: vlēgǝ op (Tegelen) Het verzamelen van honing en stuifmeel door de bijen uit klaver, linde enz. [N 63, 51; Ge 37, 81] II-6
honingkrans honingrand: hōneŋraŋk (Tegelen) Groep cellen om de stuifmeelkrans heen gelegen, waarin de honing wordt opgeslagen. [N 63, 46c; N 63, 46b] II-6
hoofd hoofd: i.e. hoofd; b.v. op zien huid zitte.  huid (Tegelen), kop: kop (Tegelen), kóp (Tegelen), B.v. op ziene kop gevalle (= niet goed wijs).  kop (Tegelen), dae haet eine kop op  kop (Tegelen) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bol: bòl (Tegelen), bôl (Tegelen), bolles: bôlles (Tegelen), bums: bums (Tegelen, ... ), kiebus: kêbes (Tegelen), knikker: knikker (Tegelen, ... ), dae haet eine ronge knikker  knikker (Tegelen), kuls: köls (Tegelen, ... ), plaat: B.v. op zien plaat vaege.  plaat (Tegelen), tets: tèèts (Tegelen), têts (Tegelen), tuts: toets (Tegelen) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdaltaar hoofdaltaar: haufaltaor (Tegelen), hauftaltaor (Tegelen), hoogaltaar: hoeegaltaor (Tegelen) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofdbalken van de eg balken: balǝkǝ (Tegelen), bɛlǝk (Tegelen) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofdbord kop: kǫp (Tegelen), kroon: kruǝn (Tegelen) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofdbordsteunen sproten: šprǭtǝ (Tegelen) De twee houten of metalen steunen die de verbinding vormen tussen de bovenzijde van het hoofdbord en de berries van de kruiwagen. Het hoofdbord krijgt daardoor extra stevigheid. Zie ook afb. 203 en het lemma ɛhoofdbordɛ in wld I.13, pag. 90.' [N G, 53e] II-12