e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korf korf: kǫrǝf (Tegelen), korfje: kø̜rǝfkǝ (Tegelen) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
korf met ronde kop ronde korf: ronde korf (Tegelen) Korf met een doorsnede van ± 40 cm bij een ongeveer gelijke hoogte. Een kenmerk is de ronde kop. [N 63, 3a; N 63, 3b] II-6
korhoen korhoen: kòrhoon (Tegelen) korhoen III-4-1
kornoelje (alg.) timpelteer: te’peltaere (Tegelen) kornoelje, vrucht III-4-3
korset korset (<fr.): kersjet (Tegelen) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
korst korst: kors (Tegelen, ... ), het eerste afgesneden en het laatst overblijvende gedeelte van een brood  kors (Tegelen) korst || korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
kort schortlint snoer: sjneur (Tegelen), snoertje: sjneurkes (Tegelen), vottensnoer: [´ : sleeptoon]  vottesjnéur (Tegelen) band waarmee vrouwen hun schort aan de achterzijde vastknoopten || linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig dempig: dempig (Tegelen, ... ), kort: kort vaa aosem (Tegelen), kort van aom (Tegelen), kórt van aom (Tegelen), kortademig: kortaodemig (Tegelen), kortborstig: kortborstig (Tegelen) kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte broek jongensboks: jônges-bôks (Tegelen, ... ), korte boks: korte bòks (Tegelen), korte bóks (Tegelen), korte bôks (Tegelen) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte laars korte stevel: korte sjtevels (Tegelen), korte števel (Tegelen), stevel: sjteevel (Tegelen) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] III-1-3