e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenste balken van de schelf schelf(t)houter: šɛlǝfhǫltǝr (Tegelen), schelfhouten: šɛlǝfhǫu̯tǝ (Tegelen), spurriehouter: špø̜rihǫltǝr (Tegelen) De bovenste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balkjes of stammetjes die dwars op de onderste balken van de schelf rusten en los naast elkaar worden gelegd. Vaak zijn het ook takken of latten. In elk geval is dit hout dunner dan dat van de onderste balken. Vaak wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de onderste en de bovenste laag en stemmen de benamingen overeen. Ook komt het voor dat de bovenste laag niet of slechts uit roeden bestaat. Zie ook het lemma "onderste balken van de schelf" (3.4.2). Zie ook afbeelding 16.b bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1). [N 4, 69; N 4A, 13b] I-6
bovenste handvat (bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk: krøk (Tegelen), (bovenste, lange, grote) knab: bǭvǝstǝ knap (Tegelen), bovengreep: bǭvǝgrēp (Tegelen) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
bovenste handvat van de heizicht bovenkruk: bǭvǝkrøk (Tegelen), knab: knap (Tegelen) Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d] II-4
bovenste schijf draaischijf: draaischijf (Tegelen), kop: kǫp (Tegelen), vormschijf: vǫrǝmšī̄f (Tegelen) De kleine schijf op de verticale as van de draaischijf waarop de draaier zijn produkten vervaardigt. [N 49, 26a; N 49, 26c; monogr.] II-8
bovenstuk van een jurk lijf: liéf (Tegelen), lijfje: liefke (Tegelen, ... ) lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)] III-1-3
bovenverdieping boven: baove (Tegelen) Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)] III-2-1
box box: nellie löp al in de box  boks (Tegelen), nellie löp al in de box  boks (Tegelen), nellie löp(t) al in debox  boks (Tegelen) box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] III-2-2
braadpan braadketel: braodkaetel (Tegelen), braodkéétel (Tegelen), broaikaetel (Tegelen), Nb. (met één oor: pan(nen) bijv. de gesteelde platte\"kokepan\". \"Kaetels\"met twee oren waren vóór \'t begin dezer eeuw hier niet bekend, ze waren alle met \"hingel\", tot het kleine \"sauskaetelke\"toe.  braodkaetel (Tegelen), braadpannetje: (braadpannetje)  braod-pèn.ke (Tegelen), braadschotel: de vroegere \"braojsjòtel\"(gebr. in bakoven) was grof aardewerk.  braojsjòtel (Tegelen) pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: brōͅtwors (Tegelen), #NAME?  braodwors (Tegelen), dierendarm gevuld met versgemalen vlees, ongedroogd  braotwors (Tegelen), is verse worst  braodwors (Tegelen) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Tegelen, ... ), braof (Tegelen), het kink is braaf (Tegelen, ... ), ⁄t kink is braaf (Tegelen, ... ), lief: ⁄t kink is leef (Tegelen), zoet: ⁄t kink is zeut (Tegelen) braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4