33439 |
bovenste balken van de schelf |
schelf(t)houter:
šɛlǝfhǫltǝr (L270p Tegelen),
schelfhouten:
šɛlǝfhǫu̯tǝ (L270p Tegelen),
spurriehouter:
špø̜rihǫltǝr (L270p Tegelen)
|
De bovenste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balkjes of stammetjes die dwars op de onderste balken van de schelf rusten en los naast elkaar worden gelegd. Vaak zijn het ook takken of latten. In elk geval is dit hout dunner dan dat van de onderste balken. Vaak wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de onderste en de bovenste laag en stemmen de benamingen overeen. Ook komt het voor dat de bovenste laag niet of slechts uit roeden bestaat. Zie ook het lemma "onderste balken van de schelf" (3.4.2). Zie ook afbeelding 16.b bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1). [N 4, 69; N 4A, 13b]
I-6
|
31711 |
bovenste handvat |
(bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk:
krøk (L270p Tegelen),
(bovenste, lange, grote) knab:
bǭvǝstǝ knap (L270p Tegelen),
bovengreep:
bǭvǝgrēp (L270p Tegelen)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
26743 |
bovenste handvat van de heizicht |
bovenkruk:
bǭvǝkrøk (L270p Tegelen),
knab:
knap (L270p Tegelen)
|
Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d]
II-4
|
29465 |
bovenste schijf |
draaischijf:
draaischijf (L270p Tegelen),
kop:
kǫp (L270p Tegelen),
vormschijf:
vǫrǝmšī̄f (L270p Tegelen)
|
De kleine schijf op de verticale as van de draaischijf waarop de draaier zijn produkten vervaardigt. [N 49, 26a; N 49, 26c; monogr.]
II-8
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
lijf:
liéf (L270p Tegelen),
lijfje:
liefke (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19630 |
bovenverdieping |
boven:
baove (L270p Tegelen)
|
Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
20140 |
box |
box:
nellie löp al in de box
boks (L270p Tegelen),
nellie löp al in de box
boks (L270p Tegelen),
nellie löp(t) al in debox
boks (L270p Tegelen)
|
box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadketel:
braodkaetel (L270p Tegelen),
braodkéétel (L270p Tegelen),
broaikaetel (L270p Tegelen),
Nb. (met één oor: pan(nen) bijv. de gesteelde platte\"kokepan\". \"Kaetels\"met twee oren waren vóór \'t begin dezer eeuw hier niet bekend, ze waren alle met \"hingel\", tot het kleine \"sauskaetelke\"toe.
braodkaetel (L270p Tegelen),
braadpannetje:
(braadpannetje)
braod-pèn.ke (L270p Tegelen),
braadschotel:
de vroegere \"braojsjòtel\"(gebr. in bakoven) was grof aardewerk.
braojsjòtel (L270p Tegelen)
|
pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20807 |
braadworst |
braadworst:
brōͅtwors (L270p Tegelen),
#NAME?
braodwors (L270p Tegelen),
dierendarm gevuld met versgemalen vlees, ongedroogd
braotwors (L270p Tegelen),
is verse worst
braodwors (L270p Tegelen)
|
braadworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
braaf (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
braof (L270p Tegelen),
het kink is braaf (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
⁄t kink is braaf (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
lief:
⁄t kink is leef (L270p Tegelen),
zoet:
⁄t kink is zeut (L270p Tegelen)
|
braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)]
III-1-4
|