e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brood brood: broed (Tegelen), broëd (Tegelen, ... ), brōət (Tegelen), bruǝt (Tegelen), bruət (Tegelen), brūət (Tegelen), brôet (Tegelen), Verklw. bruëdje met broëd wordt steeds roggebrood bedoeld  broëd (Tegelen) brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)], [RND] || Rechthoekige blok klei. Een hoeveelheid ɛbrodenɛ lag in L 270 steeds gebruiksklaar opgestapeld in het aardhuisje (ē̜rthysk\) - Tegels Dialek, pag. 79. Zie ook het lemma ɛkleihuisjeɛ.' [monogr.] II-8, III-2-3
brood met gaten in de kruim daar is de bakker doorgekropen: dǭ es dǝ bɛkǝr dōrgǝ í krǭpǝ (Tegelen), grove rijs: grǭvǝ rīs (Tegelen) Wanneer de grondstoffen niet gelijkmatig over het deeg verdeeld zijn, kan dit zich wreken in de structuur van de kruim van het gebakken brood. Als de gist niet goed fijngemaakt is, kunnen er grote gaten in de kruim ontstaan (Schoep blz. 125). De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69a luidde: "Hoe noemt u brood met gaten in de kruin?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' (= "binnenste van het brood") moest zijn heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Men had immers ''kruin'' de betekenis "korst" kunnen geven (zie wbd ii afl. 1 blz. 126 in de vertaling) maar uit de antwoorden blijkt dat geenszins. In het lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor.' [N 29, 69a; N 29, 69b] II-1
brood netten afwassen: āfwasǝ (Tegelen), nat maken: nāt mākǝ (Tegelen) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1
brood uit de oven halen uithalen: ūthǭlǝ (Tegelen) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen omkiepen: (de blikken worden) ø̜mgǝkip (Tegelen), uit de bus(sen) doen: ūt dǝ bø̜s dōn (Tegelen) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1
broodje broodje: het gewone broodje  bruëdjes (Tegelen), meest langw. soms ronde met of zonder krenten en/of rozijnen  bruëdjes (Tegelen), Syst. Veldeke Tegenwoordig; kwamen na de mestelle en kadetjes  bruëdjes (Tegelen), Syst. WBD  brūūdjes (Tegelen), Syst. WBD Gewone broodjes worden met rissen aan elkaar gebakken en daarna gescheiden; de zijkanten zijn daardoor zacht. Ze kunnen rond en ovaal zijn (langwerpig).  bruëdje (Tegelen), kadetje: het gewone broodje  kedètjes (Tegelen), meest langw. soms ronde met of zonder krenten en/of rozijnen  kedetjes (Tegelen), Syst. Veldeke Kwamen na de mestelle en voor de bruedjes  kadetjes (Tegelen), Syst. WBD Kadetjes worden elk afzonderlijk gebakken en hebben daardoor hardere korsten.  kadetje (Tegelen), Syst. WBD Kedetjes zijn groter dan brËËdjes  kedetjes (Tegelen), mastel: mesjtèl (Tegelen), Syst. Veldeke  mestel (Tegelen), Syst. Veldeke De oudste mij bekende naam is ~; nog voorkomend in een oud kermisliedje: "nem blanke moer mèt koffie en dao mestelle bijj".  mestelle (Tegelen), Syst. WBD Bestelle zijn groter dan gewone broodjes; rond met in het midden een uitsparing.  bestelle (Tegelen), wittebroodje: Syst. WBD  witte bruudje (Tegelen) kadetje, hard gebakken en rond van vorm || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodkar bakkerswagen: bɛkǝrswāgǝ (Tegelen), broodwagen: bruǝtwāgǝ (Tegelen) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1
broodkorst kop: kø̜p (Tegelen), korstje: kø̜rsǝs (Tegelen) De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.] II-1
broodmes broodmes: broedmets (Tegelen), broëd-mets (Tegelen), broëdmets (Tegelen), brōēdmetz (Tegelen) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven bakkersoven: bɛkǝrsǭvǝ (Tegelen), broodoven: bruǝtǭvǝ (Tegelen), oven: ǭvǝ (Tegelen), ǭǝvǝ (Tegelen) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1