| 19445 |
achteruit |
terug:
trȳk (L270p Tegelen)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
| 33854 |
achteruittrappen |
houwen:
hǫu̯ǝ (L270p Tegelen),
slaan:
šlǭn (L270p Tegelen)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
| 34584 |
achterwand |
achterbred:
axtǝrbrēt (L270p Tegelen),
bredje:
brē.tjǝ (L270p Tegelen),
schuifbredje:
šūf˱brētjǝ (L270p Tegelen)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
| 17650 |
achterwerk |
aars:
aars (L270p Tegelen),
bats:
bats (L270p Tegelen),
batse (L270p Tegelen),
batterij:
batterie (L270p Tegelen),
Schertsend.
batterie (L270p Tegelen),
vot:
vot (L270p Tegelen)
|
[N 10c (1961)] [N 10c (1995)]deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 30101 |
achterwerkers |
binnenwerkers:
benǝnwęrǝkǝrs (L270p Tegelen)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
| 23549 |
acoliet |
acoliet:
akkeliet (L270p Tegelen)
|
Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
adamsknobbel:
adamsknoebel (L270p Tegelen),
knobbel:
knoebel (L270p Tegelen),
zuipknookje:
zōēpknèùkske (L270p Tegelen)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17685 |
ademen |
ademen:
aodeme (L270p Tegelen),
aome (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
ademhalen:
aojen maole (L270p Tegelen),
asemen:
aoseme (L270p Tegelen)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
| 17682 |
ader |
ader:
ader (L270p Tegelen),
aor (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
| 23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (L270p Tegelen)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|